Geval van Egg Drop Syndrome vastgesteld in Zuid-Nederland

Geval van Egg Drop Syndrome vastgesteld in Zuid-Nederland

Bron: Pluimveeweb
Tekst: Tom Schotman

11 februari 2020
Limburg

Aandoeningen

Aantasting van de eischaal is het meest opvallende symptoom: er kunnen dunne eischalen, zachte eischalen en eieren zonder eischaal worden geproduceerd.

De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) heeft het virus Egg Drop Syndrome (EDS) vastgesteld bij een koppel pluimvee in Zuid-Nederland. Ook bij andere koppels, voornamelijk in de driehoek Venray-Veghel-Weert, worden dezelfde ziekteverschijnselen geconstateerd. Onderzoek moet uitwijzen of er ook op die bedrijven sprake is van het Egg Drop Syndrome.

De GD ontving de afgelopen maand meerdere signalen van zowel leg- als vleespluimveehouders over productiedalingen, al dan niet in combinatie met afwijkende schalen. Productiedalingen van meer dan 10 procent zijn gerapporteerd en in enkele gevallen werd dit mede veroorzaakt door de aanwezigheid van windeieren.

De GD voerde samen met pluimveepractici onderzoek uit, onder andere door het bijplaatsen van SPF-dieren bij drie verschillende koppels. In één van deze koppels is de aanwezigheid van het EDS-virus aangetoond door middel van serologisch onderzoek bij de SPF-hennen. Of dit virus ook bij de andere koppels heeft gespeeld, is vooralsnog onduidelijk.

„Pluimveehouders die een productiedaling zien, moeten hun dierenarts vroegtijdig informeren”, adviseert de GD. Voor EDS is volgens de GD het belangrijk om vroeg in de uitbraak een diagnose te stellen. „EDS is geen nieuwe ziekte. Sinds er tegen gevaccineerd kan worden is het een zeldzame ziekte geworden. Eens in de paar jaar komen we een geval tegen. In het algemeen is voor goed gevaccineerde leggende dieren het risico minimaal tot zeer beperkt”, benadrukt de GD.

Verschijnselen

De ziekte veroorzaakt een snelle daling in de eiproductie, die circa vier tot tien weken aanhoudt. Aantasting van de eischaal is daarnaast het meest opvallende symptoom: er kunnen dunne eischalen, zachte eischalen en eieren zonder eischaal worden geproduceerd. Omdat deze eieren makkelijk in het systeem verdwijnen of door de kippen worden opgegeten, worden deze afwijkende eieren soms niet gezien en wordt er enkel een productiedaling waargenomen.

Overdracht van het virus

Het virus kan via de eieren van de moeder naar de nakomelingen worden overdragen (verticale spreiding). Hoewel de jonge kuikens hier niet ziek van worden, houden zij het virus bij zich en kunnen zij later in hun leven EDS krijgen. Dit gebeurt dan meestal aan het begin van de productieperiode, voor ze de piek hebben bereikt.

Het virus kan ook horizontaal spreiden, van koppel naar koppel. In veel uitbraken met horizontale spreiding wordt transmissie via eiertrays beschreven. Incidentele besmetting van commerciële koppels vanuit wildreservoirs is mogelijk, bijvoorbeeld via de mest van wilde vogels. Eenden en ganzen zijn bekende reservoirgastheren.

Diagnose

Het aantonen van EDS is soms moeilijk. Bij jonge opfokkoppels die drager zijn van het virus, is slechts een laag percentage van de dieren besmet waardoor de detectiekans gering is. Tijdens een uitbraak is het virus slechts een beperkte tijd in de dieren aantoonbaar met PCR-onderzoek. Ook microscopisch zichtbare afwijkingen die wijzen op EDS zijn enkel in de eerste dagen van de ziekte duidelijk aanwezig. Door serologisch onderzoek aan het begin van de uitbraak te vergelijken met serologisch onderzoek enkele weken later (gepaarde sera) kan de diagnose worden gesteld. Het is voor pluimveehouders van belang om hun dierenarts al in een vroeg stadium van de ziekte in te schakelen.

Door het bijplaatsen van SPF-kippen kan de diagnose ook later in de uitbraak nog worden gesteld door serologie, eventueel aangevuld met PCR-onderzoek.

Nadere informatie.

Egg Drop Syndrome (EDS)

Bron:  de website van de GD 

Verschijnselen

De ziekte veroorzaakt een snelle daling in de eiproductie, die circa vier tot tien weken aanhoudt. Aantasting van de eischaal is daarnaast het meest opvallende symptoom: er kunnen dunne eischalen, zachte eischalen en eieren zonder eischaal worden geproduceerd. Omdat deze eieren makkelijk in het systeem verdwijnen of door de kippen worden opgegeten, worden deze afwijkende eieren soms niet gezien en wordt er enkel een productiedaling waargenomen.

Overdracht van het virus

Het gaat bij EDS om een atadenovirus, dit is een groep binnen de adenovirussen die verschilt van bijvoorbeeld de adenovirussen die ziektes zoals IBH, virale spiermaagulceraties bij vleeskuikens en haemorrhagische enteritis bij kalkoenen veroorzaken. Het virus kan via de eieren van de moeder naar de nakomelingen worden overdragen (verticale spreiding). Hoewel de jonge kuikens hier niet ziek van worden, houden zij het virus bij zich en kunnen zij later in hun leven EDS krijgen. Dit gebeurt dan meestal aan het begin van de productieperiode, voor ze de piek hebben bereikt.

Het virus kan ook horizontaal spreiden, van koppel naar koppel. In veel uitbraken met horizontale spreiding wordt transmissie via eiertrays beschreven. Incidentele besmetting van commerciële koppels vanuit wildreservoirs is mogelijk, bijvoorbeeld via de mest van wilde vogels. Eenden en ganzen zijn bekende reservoirgastheren.

Diagnose

Het aantonen van EDS is soms moeilijk. Bij jonge opfokkoppels die drager zijn van het virus, is slechts een laag percentage van de dieren besmet waardoor de detectiekans gering is. Tijdens een uitbraak is het virus slechts een beperkte tijd in de dieren aantoonbaar met PCR-onderzoek. Ook microscopisch zichtbare afwijkingen die wijzen op EDS zijn enkel in de eerste dagen van de ziekte duidelijk aanwezig. Door serologisch onderzoek aan het begin van de uitbraak te vergelijken met serologisch onderzoek enkele weken later (gepaarde sera) kan de diagnose worden gesteld. Het is dus van belang om uw dierenarts al in een vroeg stadium van de ziekte in te schakelen.

Door het bijplaatsen van SPF-kippen kan de diagnose ook later in de uitbraak nog worden gesteld door serologie, eventueel aangevuld met PCR-onderzoek.

Beschikbare testen

U kunt bij GD de EDS-HAR-test op serum laten uitvoeren. Daarnaast is de PCR beschikbaar voor swabs, organen en FTA–cards. Kies hiervoor de test genaamd ‘Adenovirus I Agr/III EDS PCR’. De schaalklier is een geschikt orgaan voor bemonstering, maar doordat het virus slechts een beperkte tijd in het weefsel aanwezig is kan de diagnose op deze manier worden gemist, zeker als pas later in de infectie dieren worden bemonsterd.

Als uw koppel een legdaling heeft en u wilt sectie laten uitvoeren bij GD, dan raden we aan om in een vroeg stadium dieren in te sturen. Op dat moment hebben we met histologisch en PCR-onderzoek de beste detectiekans. Idealiter stuurt u dieren in waarvan u heeft waargenomen dat ze een afwijkend ei leggen, en verzamelt u ook bloedmonsters. Dieren uit de ziekenboeg die geen eieren meer leggen of recent dode dieren zijn voor sectie-onderzoek op EDS minder tot niet geschikt.

Vaccinatie

Vaccinatie tegen EDS in de opfok op 14-16 weken leeftijd. Voor goed gevaccineerde dieren is het risico op EDS minimaal.

********************************************************

Avivet logo

Eischaalafwijkingen veroorzaakt door EDS-virus

Bron: AVIVET
 
Een schijnbaar gezond koppel leghennen dat plotseling in productie daalt en daarbij zwak- en dunschalige eieren en windeieren produceert. Herkent u dit? Denk dan ook aan EDS (Egg Drop Syndrome).

Verspreiding EDS
Het adenovirus dat EDS (Egg Drop Syndrome) veroorzaakt staat wereldwijd bekend als veroorzaker van verlies aan eiproductie. In nakomelingen van besmette moederdieren (verticale verspreiding) kan het virus weer actief worden wanneer de hennen meer dan 50% eieren produceren. Een koppel kan ook besmet raken via gefecteerde mest, eieren of resten daarvan op materialen zoals transportwagens, eiertrays of vaccinatiespuiten (horizontale verspreiding). In veel gevallen wordt een uitbraak veroorzaakt door contact met gefecteerde (wilde) watervogels. Vooral bruine hennen zijn gevoelig voor een EDS-infectie.

Symptomen EDS
Op een leghennenbedrijf komt EDS meestal aan het licht wanneer een gezond koppel hennen in productie daalt en daarbij ontkleurde, zwak- en dunschalige eieren en windeieren produceert. De productiedaling verloopt heel plotseling tot wel 40% en houdt 4-10 weken aan. Opvallend is dat het koppel ook nog veel normale, mooie eieren legt. Vaak kan een koppel na herstel de productie nog deels compenseren. De schade door het lager aantal eieren POH en groter aantal 2e soort eieren varieert enorm per geval en is sterk afhankelijk van de infectiedruk en vaccinatiestatus van de koppel. De literatuur beschrijft 10-16 eieren POH, maar in de praktijk zijn gevallen bekend van een factor 2-3 hoger.

Hoe stel ik de diagnose EDS?
De beste manier om EDS vast te stellen is door het voeren van afwijkende eieren aan SPF-hennen. Wanneer deze eieren EDS-virus bevatten dan zal de EDS-titer in het bloed aanzienlijk stijgen. Dit duurt 4-6 weken. Andere methoden zijn mogelijk, maar zijn minder bewijzend. Bijvoorbeeld: het nemen van gepaarde sera dat wil zeggen op het moment van opzet van de koppel en enkele weken na de EDS-verdenking. Een duidelijke titerstijging is dan bevestigend. Bovendien kunnen verdachte hennen voor sectie en uitgebreid onderzoek aangeboden worden. In geïnfecteerde kippen is het virus te vinden in cellen van de eileider, het slijmvlies van de neus en de milt. Dit is vaak teleurstellend.

Hoe kom ik van EDS af en hoe voorkom ik EDS?
Als een geïnfecteerd koppel al iets langer in productie is, kan de aangetaste schaalklier alleen herstellen als de hen het ruiproces inzet en doormaakt. Een behandeling met supplementen of medicijnen levert niets op. In het algemeen is de hygiëne van pluimveehouder, bezoekers en aangevoerde materialen essentieel om een infectie te voorkomen. Wanneer het besmette koppel, het strooisel en de mest afgevoerd zijn, is het virus effectief te bestrijden met een thermo-behandeling bij 60C of 0,5% formaldehyde. Voor het nieuw op te zetten koppel is aan te raden om de EDS-injectie enting zorgvuldig en eventueel dubbel te laten uitvoeren.

Bron: Gezondheidsdienst voor Dieren

Toelichting JW:
Bij het constateren van een zogenaamde titerstijging, heeft men twee bloedmonsters genomen waarbij men de antistoffen die ontstaan bij een besmetting meet. De bloedmonsters worden met een tussentijd van 10 tot 20 dagen genomen. Is sprake van een sterke stijging van waargenomen antistoffen ten opzichte van de eerste meting –  een sterke titerstijging – dan maakt men daaruit op dat sprake is van recente besmetting.